Ze kwam na zessen pas thuis.
Haar moeder liet haar vork rusten op haar bord en ze leek haar schouders een beetje in te trekken.
Haar vader, daar zou het van komen, de storm, daar kwam de storm altijd vandaan, en alles wat haar moeder deed was iets minder ruimte innemen, zodat de wind langs haar kon.
Ze bleef even in de deuropening staan, haar tanden op elkaar, omdat ze dat zo had bedacht toen ze bijna thuis was: laat het maar komen, ik weet wat ik ga zeggen, ik heb een reden; de wereld draait niet om dit.
Hij bleef stil.
Hij sneed zijn vlees en nam een hap en zij keek.
Haar moeder bewoog niet, al die tijd. De tanden van haar vork raakten het bord en haar pols lag misschien op de rand van de tafel, maar misschien ook niet en heel even keek ze zo naar haar moeder en ze schudde haar hoofd, onzichtbaar.
Haar vader kauwde.
Elke beweging van zijn kaak leek overwogen — dit was zijn woede, dit was wat hij deed als hij kwaad was, en hij kon misschien vijf minuten geleden besloten hebben dat ie niets zou zeggen, maar hij verborg er zijn woede niet mee.
'Eet smakelijk,' zei ze, en met een paar snelle stappen was ze op de overloop, en daar stak ze haar middelvinger op naar alles wat er nu beneden was.
(4-7-2005)
The photographs on this web page are copyright 2004 Martijn van de Griendt Fotografie.
De tekst is copyright Walter van den Berg.