16 oktober 2008
Op feestjes mag ik zeggen dat ik schrijver ben, want er liggen twee romans van me in de winkel. Op dezelfde feestjes wordt me dan gevraagd wie mijn favoriete schrijvers zijn, en wat mijn favoriete boeken. (Ik heb drie keer meegemaakt dat iemand zei dat hij/zij zo’n geweldig boek had gelezen, nadat hij zij had gehoord dat ik boeken schreef, en drie keer werd er gezegd dat ‘komt een vrouw bij de dokter’ echt briljant was, en dat dan op samenzweerderige toon, alsof er net een geheimtip werd gegeven.)
Ik heb een tijdje geprobeerd daar interessante antwoorden op te geven (‘ik heb veel van Salinger geleerd’), maar wat een beetje de pest is: ik heb gewoon geen favoriete boeken die heel erg Literatuur (hoofdletter expres en overdreven) zijn.
Het enige boek dat ik meer dan één keer met veel plezier heb gelezen dat wordt beschouwd als Kunst, is Ham on Rye van Charles Bukowski. Bij elk ander literair bedoeld boek dat ik ooit mooi probeerde te vinden, was ik precies daarmee bezig: ik probeerde het mooi te vinden.
Ik was hard aan het werk tijdens het lezen.
Van de week las ik ergens dat een wijs man (geen idee wie) had gezegd dat literatuur lezen ook hard werken was, dat daar niks mis mee was, dat je van literatuur niet hoefde te verwachten dat het makkelijk naar binnen gleed.
Ja, sorry, maar: waarom zou ik dan lezen? Om voortdurend te denken ‘kijk mij eens lekker hard werken’?
Kijk: zelf schrijf ik volgens mij best wel literatuur. (Dit is een zin die door Kundige Mannen (en Elsbeth Etty) volledig belachelijk gemaakt gaat worden, mocht ie ooit Kundige Mannen onder ogen komen.) Laat me dat iets duidelijker stellen: mijn boeken zijn geen kasteelromans. Of iets anders dat als niet-literatuur wordt beschouwd. Dus schrijf ik literatuur. (Ja, probeer daar maar eens een speld tussen te krijgen!)
Maar ik heb het idee dat mijn boeken dus wel makkelijk naar binnen glijden.
Dat komt voornamelijk omdat ik nogal filmisch schrijf, denk ik: ik beschrijf wat er gebeurt zonder al te veel binnenwereld te tonen. Maar wat er gebeurt, gebeurt niet zomaar. Voor de lezer die na wil denken, is er genoeg te doen.
Nou: literatuur dus. Hatsee.
Nu wijk ik helemaal af van wat ik wilde zeggen.
O wacht:
Als mensen mij tegenwoordig vragen wat mijn lievelingsboeken zijn, zeg ik: alle Harry Potters. (Volgens mij vind ik The Prisoner of Azkaban het mooiste, maar dat maakt even niet uit.)
Dan moet je de geschokte gezichten zien!
Hier staat een schrijver, en hij zegt dat Harry Potter! Alle! Z’n lievelingsboeken!
Ik ben deze week mijn keuken aan het schoonmaken (dat mag, na vijf jaar wonen), en ik heb de Harry Potters als luisterboeken op mijn iPod staan. En sjesus, wat is dat goed.
Ik geloof dat ik dit stukje begon met het idee te vertellen waarom de Harrys zo goed zijn, maar dat vertel ik dan wel een andere keer.
Wat ik nu wil vertellen (omdat het anders zo’n stuurloos stukje wordt): ik ben toch een malle jongen, hè. Een beetje literatuur schrijven (zie hierboven twee onweerlegbare argumenten waarom het literatuur is en lees voor het gemak dan ook even de recensies van m’n laatste boek, dan ziet u dat ik niet de enige ben die het vindt) maar zelf literatuur een beetje stom vinden. Ja; een malle jongen.
(Als naschrift: natuurlijk zijn er literaire schrijvers waar ik heel erg van kan genieten, zoals toch Salinger, Carver, Tobias Wolff, Douglas Coupland, maar ook als ik hen lees, heb ik voortdurend in mijn achterhoofd een stemmetje dat zegt: zo, jij bent literatuur aan het lezen zeg! Pas als ik dat stemmetje niet hoor, geniet ik volledig.)
Statistieken worden bijgehouden door Google Analytics, maar ik heb geen idee waar ik eigenlijk naar kijk.