2 juli 2008
Het ging zo: ik moest plotseling een trein halen, dus ik fietste naar het station. En dan hard. En vlak bij het station was een meute toeristen aan het fietsen op MacBikes. En die meute dacht, net als elke meute dat doet, dat ze onkwetsbaar was.
Maar ja: ik had haast. Ik stond op het punt een trein te missen and things would get complicated.
Ik zou de meute gaan kruisen. Haaks. Dus ik belde, en ik zag bovendien een gat in de meute. Tussen toerist 21 en toerist 22 was een duidelijke ruimte, waar ik met gemak doorheen zou kunnen steken. Het enige dat ik nodig had, was de aandacht van toerist 22.
Ik kwam van rechts. De meute had rechts moeten kijken of er mensen aankwamen die ze voorrang had moeten geven, maar de meute keek niet naar rechts. Dus toerist 22 ook niet.
Ik belde. Ik heb een nieuwe fiets en de bel op die fiets doet ding-dong. Een bel waarvan je denkt: ik hoor iets geks, ik kijk die kant even op.
Maar toerist 22 keek niet.
En het gat was nog steeds groot genoeg.
Dacht ik.
Althans: het gat was groot genoeg geweest als toerist 22 naar rechts had gekeken omdat verkeer van rechts voorrang heeft, omdat ze ding-dong hoorde.
Dan had ze me aan zien komen en dan had ze even in kunnen houden. Stoppen met trappen was al genoeg geweest; remmen hoefde niet eens echt.
Ze keek niet.
En ik reed door.
Waardoor mijn trapper het puntje van haar voorwiel raakte.
Tik.
Zo ging het.
Elke Amsterdamse fietser kan een zijwaartse tik tegen het voorwiel bolwerken. Even je handen stevig aan het stuur houden, de tikker in kwestie uitschelden, en doorrijden.
Toerist 22 viel.
Achter me hoorde ik dat specifieke geluid van een fiets die tegen de straat klettert. Ik keek om. Er was sprake van verbouwerering, niet van letsel.
Ik stond op het punt mijn trein te missen. Ik besloot dat dit alles niet voor niets zou moeten zijn, dus ik fietste door.
Ik miste mijn trein en things got complicated.
Statistieken worden bijgehouden door Google Analytics, maar ik heb geen idee waar ik eigenlijk naar kijk.