2 september 2009
De Stoet loopt ’s ochtends door een woonwijk, en in de woonwijk loopt een kat rond. De kat is arrogant zoals alleen katten kunnen zijn; als de stoet eraan komt, gaat hij niet opzij.
Vanochtend maakte hij het nog een graadje erger: de stoet (een kleine versie de stoet; het was kwart voor tien, dus de dikke stoeten waren al geweest) kwam eraan, en de kat zat op de stoep, zag al die mensen aankomen, en rolde om. Hij liet zijn buik zien. En hij zei: aai me maar.
Ik liep redelijk vooraan in de stoet. Er waren drie mensen tussen mij en de kat, en de kat wachtte af. Ik ook — ik wachtte af tijdens het lopen. Stoeter 1 liep de kat voorbij zonder een blik, stoeter 2 keek wel maar liep door, en stoeter 3 stond even stil, zei iets, en ging ook verder.
De buik van de kat was voor mij.
Ik ging op m’n hurken en aaide. De kat keurde me goed. Ik aaide zijn buik, krabde achter zijn oor, en stoeide met zijn duwende achterpoten.
Zo liet ik de stoet voorbij gaan.
De kat stond op, liep een paar passen, begon zich een meter verder te wassen.
We bedankten elkaar, en ik liep verder — de stoet achterna.
Hiervoor geplaatst: In dit gebouw
Statistieken worden bijgehouden door Google Analytics, maar ik heb geen idee waar ik eigenlijk naar kijk.