Je houding bevalt ons niet
Ik was bij een uitzendbureau binnen gelopen, en ze hadden werk voor me in de avond, als ik hun test goed deed.
Met een paar andere jongens moest ik naar een lokaaltje, en we kregen een boekje. In het boekje stonden plaatjes in rijtjes. Het ene rijtje liet vijf ventilators zien waarvan de tweede een wiek miste, het volgende rijtje toonde vijf simpele radio's - de laatste miste een knop. En zo verder.
We moesten de test binnen twintig minuten voltooien. Als we niet binnen twintig minuten klaar waren, waren we niet geslaagd.
Ik kruisde in vijf minuten alle stukke apparaten aan.
De andere jongens zaten peinzend over hun boekje heengebogen.
Ik liep met mijn boekje naar het meisje van het uitzendbureau. "Nu al klaar?" vroeg ze verbaasd.
"Is dat raar dan?" vroeg ik.
"We zullen even kijken of je het een beetje goed gemaakt hebt." Ze pakte de correctiesleutel en keek na. Haar lichaamshouding gaf groeiende verbazing aan. "Alles goed," zei ze.
"Is dat raar dan?" vroeg ik weer.
Ik mocht me de volgende avond melden op het Oosterdokseiland, bij de PTT. Ik werd bij de Kasten Buitenland gezet, met de andere uitzendkrachten. Er zat een man die geld bijverdiende om zijn vinding te kunnen financieren (hij had iets met plexiglasblokjes als souvenirs bedacht), een Surinaams vrouwtje van hoogstens één meter vijftig en een jonge moeder die spaarde voor een vakantie.
Het werk was simpel. Er stonden kratten met post op een kar, en de opzichter deelde aan het begin van de avond kratten uit. Je moest je kratten wegsorteren op land, als je kast vol begon te raken moest je bundelen, en in elk krat zat een penning - een gekleurd kartonnetje dat je moest bewaren om aan het eind van de avond in te leveren, zodat de opzichter kon zien hoeveel je had weggewerkt.
Terwijl we sorteerden, praatten we. Door de boxen aan het plafond klonk muziek. Ik hoorde voortdurend dezelfde liedjes. Ik werd gek van dezelfde liedjes. Op een avond liep ik naar de opzichter toe en vroeg of er een ander bandje op mocht.
"Dit is geen bandje," zei hij, "dit is Sky Radio."
Ik at voor ik ging werken in het bedrijfsrestaurant. Voor vijf gulden had je een complete maaltijd: biefstuk, patat en sla. Met de uitzendkrachten zaten we apart van de PTTers. We praatten vrijwel nooit met de PTTers. We werden niet door hen aangekeken. Er zaten voornamelijk vrouwen van veertig of ouder achter de kasten, en zij praatten alleen met elkaar.
De opzichter kwam een keer naar me toe, met een collega. "Je houding bevalt ons niet," zeiden ze. "Je moet rechtop gaan zitten," zeiden ze.
Ik zei dat ik zo het beste sorteerde.
"Dat zullen we wel eens zien," zeiden ze. "We gaan een test doen," zeiden ze.
Ik zei dat ik al een test op het uitzendbureau had gedaan, maar ze zeiden dat dit een andere test was.
Ik moest m'n kast leegbundelen, en daarna gingen ze meten. Ik moest in vijf minuten op m'n eigen snelheid sorteren, daarna zouden ze gaan tellen.
Ik bleef zitten zoals ik zat en sorteerde tot ze stop riepen.
Ze telden.
"Hm," zei de opzichter. "Maar nu gaan we op fouten controleren."
Ze controleerden.
"Hm," zei de opzichter nog eens. "Maar toch bevalt je houding ons niet. Ga rechtop zitten."
Ik zat de rest van de avond rechtop. De volgende avond zakte ik weer onderuit.
Er kwam een mannetje naar ons toe. Het was een klein, grijs mannetje. Of we op onderfrankering konden letten. Brieven die te weinig waren gefrankeerd moesten apart gehouden worden. "Ok," zeiden we.
Na drie avonden kwam hij weer bij ons. Of we de onderfrankering weer door wilden sturen, want het was te veel. "Ok," zeiden we.
Het mannetje bleef bij ons staan terwijl we sorteerden. "Ik ken alle postcodes uit de hele wereld uit m'n hoofd," zei hij.
"Dat zijn er veel," zei m'n collega die werkte om zijn vinding te financieren.
Ik pakte de eerste brief die ik in m'n handen had. Ik vouwde mijn handen zo om de brief dat ik alles bedekte behalve de postcode.
"Cardiff, Engeland," zei hij.
Het klopte. Ik kon Engelse postcodes nu ook al thuisbrengen, dat was niet moeilijk.
Ik zocht een moeilijke uit m'n stapel.
"Avenue Felix Eboué, Dakar, Senegal."
Dat was knap. We waren onder de indruk.
Het kleine grijze mannetje liep weg, glunderend. Wij sorteerden door. Sky Radio uit de boxjes.
De man die werkte om zijn vinding te financieren had een tik: hij wilde elke dag zijn grote liefde aan zijn kast. Zijn grote liefde was een ansichtkaart van een vrouw die met een spiegel haar vagina bekeek. Het was een populaire ansichtkaart, want er waren veel mensen die 'm naar hun vrienden thuis stuurden. Elke avond kwamen we 'm een paar keer tegen. De eerste die 'm tegenkwam stak 'm in de lucht. "Je vriendin," zeiden we dan tegen onze collega. Hij kwam zijn vriendin dan ophalen en stak haar in de rand van zijn kast, zoals mensen foto's in de lijst van een spiegel steken.
Ik probeerde een soortgelijke kaart voor mezelf te vinden, maar ik was nooit tevreden met wat ik tegenkwam; eigenlijk had hij de beste al gevonden.
Soms stond de Rode Knop bij de uitgang. Iedereen die om half twaalf 's avonds naar buiten liep, moest de Rode Knop indrukken. Als ie toeterde, werden je spullen onderzocht, om te kijken of je geen post stal.
Ik stal geen post, maar soms schreef ik een adres op. Ik kwam een keer het adres van Aron Winter tegen. Winter speelde toen bij Lazio. Eén keer een kaart naar Madonna, waarop stond geschreven hoe geweldig de drugs in Amsterdam waren. Maar nooit veel bijzonders.
Na twee maanden kreeg ik te horen dat ik niet meer nodig was. Ik gaf de andere uitzendkrachten een hand, mijn laatste avond, en ging weg.
's Middags fietste ik nog steeds. Dat bleef een lekker baantje.