Ik word beroemd. Ik weet nog niet hoe ik het ga doen, maar ik word beroemd. Mijn tante zegt dat ik talent heb. Mijn moeder zegt dat ik nergens goed voor ben, maar daar trek ik me niks van aan, want zij is zelf nergens goed voor. Eerst dacht ik dat ik dat niet mocht denken, maar er zijn wel meer dingen die je niet mag denken en als je ze toch denkt, is er niemand die het weet.
Mijn oom zegt ook dat ik talent heb. Als ik straks beroemd ben, laat ie m’n tante hier en gaan we samen weg en dat is wel gemeen tegen mijn tante, maar zo is de wereld nu eenmaal. Mijn tante zegt dat ik nog niet zou moeten weten hoe gemeen de wereld is, maar zij weet niet half hoeveel ik weet.
Ik denk erover om mijn zusje mee te nemen als ik beroemd ben. Mijn zusje heeft geen talent, maar dat is niet zo erg. Ik denk erover, maar ik weet het nog niet zeker. Mijn oom is tegen niemand zo lief als ie tegen mij is, maar straks wordt mijn zusje ook een vrouw, en ik weet hoe mannen zich gaan gedragen als er een vrouw in de buurt is. Je weet niet half hoeveel ik weet.
Als ik beroemd ben, komt mijn oom me halen in zijn auto en rijden we samen weg, en als we wegrijden zal ik nog één keer omkijken en zwaaien naar iedereen die we achterlaten. Dag, zal ik zeggen. Dag.
(07-05-2004)
The photographs on this web page are copyright 2004 Martijn van de Griendt Fotografie.
De tekst is copyright Walter van den Berg.
