9 november 2017
Met kusjes van de Mannen van weinig woorden.
In een stuk over het nieuwe boek van Alex Boogers veegt Christiaan Weijts een aantal schrijvers op een hoop waar hij een beetje nerveus van wordt. Het zijn jongens van de gestampte pot, en ik zit erbij. Weijts zegt over ons clubje van stoere mannen: “We hebben hier te maken met een andere literaire familie dan de tak Flaubert-Nabokov-Couperus-Nooteboom,” en hij geeft toe dat zijn voorkeur ligt bij die tak, en dat weten we ook als we zijn boeken lezen. Prima.
Maar Weijts zegt ook over “ons” (als er al een ons is): “Geen diepere lagen, intertekstuele verwijzingen of experimentele vormen.”
Dan mag Chris met recht nerveus worden van ons, want we hebben al afgesproken in onze appgroep (die heet “Mannen van weinig woorden”) dat we ‘m in elkaar slaan als we ‘m de volgende keer tegenkomen bij een lezing of een ander literair evenement.
Geen experimentele vormen? Jan van Mersbergen (Stratenmaker Jan noemen we hem) laat een paard zijn verhaal vertellen in ‘De Ruiter’. Geen intertekstuele verwijzingen? In een van mijn boeken zit een verwijzing naar een roman van diezelfde Jan (ik ga Chrissie de kans geven onder zijn pak rammel uit te komen als hij ‘m vindt), maar ik moet eerlijk zeggen dat ik intertekstuele verwijzingen altijd een beetje pochen vindt – kijk hoeveel boeken ik heb gelezen! – dus ja, ik geef toe, ik wilde pochen dat ik ook wel eens een boek las.
Maar waar ik echt boos van werd, was het ‘geen diepere lagen’. Wat hij hier eigenlijk mee zegt: die jongens schrijven geen literatuur.
Wat mij betreft is de enige definitie van literatuur een gelaagd verhaal, een verhaal waarin je A vertelt en onderhuids B duidelijk wil maken. Krullende zinnen of kale korte stompjes, maakt allemaal niet uit, lagen maken de literatuur. Dus Weijts doet me pijn als hij zoiets zegt.
Chris, meneertje vwo dat je bent, in mijn boeken zit een dikke, dikke spekkoek aan lagen. Ik ga ze allemaal aanwijzen als ik in dat donkere steegje over je heen sta gebogen, en daarna komt Alex (“kickertje boogers” in de appgroep) dat doen voor zijn boeken.
Waar Christiaan Weijts de fout in gaat, is denken dat die lagen van te voren duidelijk moeten worden uitgedacht door de schrijver, zodat ze met lichtgevende pijlen in het boek terugkomen.
Een schrijver als Alex Boogers (of als Jan, of als Henk van Straten – “tattoo henkie” in de appgroep – of als ikzelf) schrijft een boek met alle boosheid die hij in zich heeft, of alle liefde, of alle shit van vroeger. Die boosheid/liefde/shit zoals die in de schrijver leeft, IS AL GELAAGD. Als ik boos ben op Christiaan Weijts, ben ik boos op mijn leraar Nederlands die van schrik van me wegliep toen hij hoorde dat ik een roman had geschreven, en als ik boos ben op die leraar, ben ik boos op de persoon vóór hem die mij niet heeft erkend, ben ik zeer waarschijnlijk boos op mezelf omdat het me kennelijk niet is gelukt erkend te worden door Christiaan Weijts, en zo verder – en zo dieper, laag voor laag.
DIE boosheid komt op papier, met lagen en al, en ik kan ze als ervaren schrijver nu heel behoorlijk uit elkaar halen als ze eenmaal in dat boek zitten, maar godverdomme, Christiaan Weijts, ze zitten er kei- en keihard in. Ook bij Alex Boogers, Jan van Mersbergen, Henk van Straten en Auke Hulst. Dat jij ze niet ziet omdat wij er geen lichtgevende pijlen bij zetten, is een ernstige tekortkoming van jouw kant.
Kusjes, de Mannen van weinig woorden.
Dit artikel is geplaatst op 9 november 2017, in de categorie Schrijven.
Hiervoor geplaatst: Het pact dat we nooit hadden
Hierna geplaatst: Potje huilen in de auto
Statistieken worden bijgehouden door Google Analytics, maar ik heb geen idee waar ik eigenlijk naar kijk.