Een column voor de Gelderlander over de behoefte aan ruimte van Rivierenlanders.
k weet nu dat Rivierenlanders van zich af willen kunnen kijken.
Een paar jaar geleden had ik dat nog een vreemd begrip gevonden, maar de gemiddelde Rivierenlander die dit leest, haalt waarschijnlijk zijn schouders op: ja, je wil van je af kunnen kijken, nogal wiedes. Hoewel ik nog niet weet of “nogal wiedes” een uitdrukking is die een Rivierenlander zou gebruiken.
Twee deuren verder woont een jong gezin, ook import, en in hun boerderij woonde vroeger Koosje, en volgens de buurtjes van de overkant had Koosje het een gruwel gevonden, zo wild als het gezin de tuin laat worden; Koosje hield alles kort, want die wilde van zich af kunnen kijken. Wat in het geval van Koosje betekende dat ze alles in de gaten wilde houden. Die variant van van je af willen kunnen kijken begreep ik, maar er is nog een van je af willen kunnen kijken, een variant die wat meer waardigheid heeft, en dat zit misschien wel in de aanwezigheid van de rivieren.
Onze uiterwaarden worden flink vermangeld door graafmachines, en ik sprak Piet laatst, en Piet woont aan de Waal. Hij mopperde op de aannemer die de jonge wilgen die ontspruiten laat staan, want die groeien straks tussen zijn huis en de rivier, en hij gebruikte de uitdrukking weer, het niet meer van je af kunnen kijken, hij zei het zonder te bedoelen dat ie mensen in de gaten wilde houden: hij wilde de rivier kunnen zien, de vrachtschepen, de duwboten, de kolkende stroming.
Samen stonden we ernaar te kijken, nu we nog van ons af konden kijken, en toen begreep ik ‘m, en ik wilde dat daar ook — ik wilde van me af kunnen kijken.
Dit artikel is geplaatst op 15 oktober 2018, in de categorie Achter de dijk.
Statistieken worden bijgehouden door Google Analytics, maar ik heb geen idee waar ik eigenlijk naar kijk.