4 mei 2011
Een column voor literair tijdschrift Passionate.
Ik ben een kind van Raymond Carver – alles moet uitgebeend worden. Of beter: ik ben een kind van Raymond Carver en zijn meedogenloze redacteur Gordon Lish, die het mes nog even flink zijn gang liet gaan als Carver zijn verhalen in had geleverd. Ik geloof in precies genoeg vertellen. Ik las ergens dat Mulisch had gezegd dat niet de schrijver fantasie moet hebben, maar de lezer, en ik denk dat ome Harry daar gelijk in had. Vertel je lezer hoe een kamer eruitziet door te zeggen dat er een wasrekje met onderbroeken staat en je bent klaar. En beschrijf vooral je personages niet, of ze moeten een houten been hebben – en dan moet dat houten been iets zeggen over het personage. Vertel me niet dat de man die om de hoek staat te wachten ‘koude ogen’ heeft, om maar iets te noemen. Die koude ogen verzin ik er zelf wel bij als we een paar bladzijden verder zijn. Dit is een klootzak, zeg, ik durf te wedden dat ie koude ogen heeft. Toch zijn er lange planken te vullen met klootzakken die van hun schrijvers koude ogen hebben meegekregen.
Nu ben ik zelf een klootzak met koude ogen die vindt dat de hele wereld eruit moet zien zoals ik wil dat ie eruit ziet en elk boek geschreven moet zijn zoals ik vind dat ze geschreven moeten zijn, maar misschien moet dat maar eens afgelopen zijn.
Als ik een boek schrijf, heb ik daar een bepaalde bedoeling mee (en ik moet nog eens bedenken wat die bedoeling is) maar andere schrijvers hebben andere bedoelingen, natuurlijk.
Ik ben al een hele tijd aan het lezen in Jonathan Franzens Freedom, en Franzen heeft het niet bepaald van Carver geleerd: als er nog iets uitgelegd moet worden, voelt ie zich daar niet te beroerd voor. Moeder Patty in het boek is competitief ingesteld, daar krijgen we enkele tientallen voorbeelden van, maar gelukkig benoemt zoon Joey het nog even duidelijk: al die problemen met m’n moeder komen omdat ze zo competitief is ingesteld!
Een kind van Raymond Carver en Gordon Lish zou er zachtjes van gaan huilen. Maar verdomd: ik kan het boek niet meer wegleggen, de laatste dagen.
Het niet weg kunnen leggen van een boek hoeft niet per se van literaire kwaliteit te getuigen, want juist de grootste pageturners hoeven niet al te best geschreven te zijn, maar Freedom overtuigt me langzaam dat uitleggen soms wel toegestaan is. Franzen wil uitleggen. Het is de functie van zijn boek: uitleggen hoe de wereld volgens hem in elkaar steekt. En hij doet dat heel goed leesbaar.
Jan van Mersbergen, ook zo’n Carver-kind, klaagde onlangs op twitter over het gejuich over Freedom en kwam met een paar voorbeelden van kromme zinnen, maar die zinnen kwamen uit de Nederlandse vertaling, en ik heb het hier al eens eerder gezegd: ik geloof niet in vertalingen. Er bestaat een kans dat ik over de kromme zinnen in Franzens Engels heen lees, of ik ben opgegroeid met een subset van echt Engels; misschien ken ik alleen maar Engels dat in boeken en films wordt gebruikt en is dat voor mij Engels zoals het hoort.
Maar ik vind het dus wél goed geschreven. Sterker nog: ik ben af en toe behoorlijk jaloers op Franzen. Want behalve mooie zinnen schrijven, laat Franzen de pagina’s vollopen met ellende die zijn personages over zichzelf afroepen, en dat is zoveel meer ellende dan kinderen van Carver zelfs maar zouden durven gebruiken. Als je zo’n navelstaarder zoals ik bent, is de kans dat je uitgelachen wordt als je zo’n hoeveelheid misère uit je eigen ervaringen weet te peuren. Maar uitgelachen worden zou dan niet onterecht zijn.
Ik denk dat Carver en zijn kinderen alleen maar pogingen doen te ontdekken hoe ze zelf in elkaar steken – aan uitleggen, zoals Franzen doet, zijn ze nog lang niet toe. En als je wil ontdekken hoe je zelf in elkaar steekt, kan je dat maar beter stukje voor stukje doen. Elke vorm van iets te barokke hysterie moet daarbij vermeden worden, want dan beledig je je lezer. Kinderen van Carver moeten begrijpen dat ze veel van hun lezers vragen. Hier is mijn navel, ik begrijp zelf nog niet zo goed wat ik bedoel, maar heeft u zin een eindje met me op te lopen? Dan zal ik zo helder mogelijk proberen te zijn. Duidelijk is het niet; niet voor mij, althans, dan had ik het boek niet hoeven schrijven. Maar ik heb alle ruis weg proberen te houden.
Franzen hoeft dat niet. Franzen heeft van te voren gezegd: ik heb een paar ideeën over hoe de wereld in elkaar zit, en die ideeën ga ik in een boek verwerken, en dan lezen een hoop mensen dat, en dan heb ik mijn ideeën overgebracht; de lezers mogen dan zelf zien wat ze ermee doen.
Kinderen van Carver zijn in hun bescheidenheid veel arroganter. Eigenlijk is het ongelooflijk dat ik de arrogantie heb gehad het ooit allemaal op te schrijven. Want maak ik er iemand wijzer mee? Breng ik ideeën over de wereld over op mijn lezer waar ze iets mee kunnen? Misschien herkent de lezer iets van zichzelf in mijn geneuzel, maar dat kan mij natuurlijk niets schelen. Het gaat over mij. En ik probeer het de lezer allemaal te voeren. Heel klootzakkerig, heel berekenend, heel erg koude ogen.
Dit artikel is geplaatst op 4 mei 2011, in de categorie Ergens anders.
Statistieken worden bijgehouden door Google Analytics, maar ik heb geen idee waar ik eigenlijk naar kijk.