10 oktober 2009
Dit stuk stond in de papieren nrc.next van 9 oktober 2009. Op het nextblog stond een begeleidend postje. Iedereen heeft zijn eigen webloggeschiedenis, en dit is de mijne. Lacunes — ik noem bijvoorbeeld de geitenfokvereniging — gaan ooit opgevuld worden.
Het begon op kantoor voor mij, eind 1999. Mijn baas had me bij een groot bedrijf neergezet en ik moest daar doen alsof ik het heel druk had, en ik had het niet druk, dus ik klikte rond op internet.
Er was toen nog niet zoveel, op internet: er was vooral veel van hetzelfde. Homepages met foto’s van konijnen en portals zoals Yahoo waar je door kon klikken naar homepages met foto’s van konijnen. En er was, plotseling, een weblog.
Het eerste weblog dat ik zag, was van een Amerikaan die schreef over whisky, golf en films, en hij deed dat heel anders dan het internet gewend was: in plaats van een homepage met linkjes naar ‘hier is mijn pagina over whisky’, schreef hij zijn stukjes gewoon op zijn voorpagina, en elke keer als ie een nieuw stukje schreef, schoven de oudere stukjes naar onderen.
Ik vond het briljant, en nog dezelfde dag zette ik ook zo’n homepage met stukjes die naar beneden schoven in elkaar. Mijn proto-weblog was geboren: ik schreef slechte stukjes over voetbal, wat ik had gegeten en mijn kat. Alleen kende ik de term ‘weblog’ niet.
Tot ik naar mijn statistieken keek en zag dat er ergens verkeer vandaan kwam: tien hele mensen hadden bij retecool.com op een link naar mijn site geklikt. ‘Nog een nieuw Nederlands weblog,’ stond er op retecool.com, ‘leuk!’
Aha — ik had een weblog.
Op retecool.com stond een kader met linkjes naar andere Nederlandse weblogs, en er bleken er wel een stuk of dertig te zijn, en iedereen linkte naar elkaar, dus dat deed ik ook. Iedereen verwelkomde me. Hee, een nieuw Nederlands weblog erbij. Welkom!
In een redelijke sneltreinvaart kwamen er meer webloggers, die voornamelijk weblogs bouwden als retecool.com: linkjes naar iets leuks of iets stoms. Maar er begonnen ook mensen met het schrijven van stukjes zoals ik deed. Over voetbal, wat ze hadden gegeten en hun kat. Op feestjes en partijen zeg ik altijd dat ik de eerste was met stukjes (waar de anderen zich bij linkjes hielden), en misschien is dat wel zo; ik weet wel dat veel schrijvende webloggers mij als hun voorbeeld zagen, in die begindagen (dat zeiden ze dan op hun weblog).
In die begindagen was alles nog leuk, en niet allemaal even goed — maar het was nog wel overzichtelijk, want je kon iedereen nog lezen. De schaarste werd verklaard door de technische beperkingen: je moest een beetje kunnen webbouwen om een weblog te maken.
Dat veranderde toen de gratis weblogdiensten kwamen, eind 2001, begin 2002.
Ach, de gratis weblogdiensten. Hoe wij, de webloggers van het eerste uur, met een eigen domein en een zelfgeknutselde site ze verachtten, de diensten waar je met een paar klikken een weblog op kon zetten. Kijk hem, hij heeft een blogspot, of erger nog, een web-log.nl, wat wij smalend web-streepje-log noemden.
Maar de populariteit van weblogs nam pas echt een vlucht omdat één jongen op een avond in juni 2001 vergat zijn webcam uit te zetten. Ammer van B. had seks met zijn vriendin terwijl zijn webcam om de minuut een plaatje schoot en dat op zijn website zette. Wat gezien werd door een weblogger die zich Mr. Green noemde, en Mr. Green zette ze op zijn weblog, en na een uurtje vond hij dat zelf al een beetje flauw, maar toen had retecool.com ze al gevonden.
En de volgende dag op kantoor hoorde ik het rondzingen. Jeroen van Inkel had op Radio 538 verwezen naar retecool: jongens, daar moeten we echt even kijken, want iemand heeft zijn webcam aan laten staan terwijl hij…
Het was een praatje bij de koffieautomaat op het kantoor waar het leven zo saai was dat ik een weblog was begonnen.
Nederland wist plotseling wat een weblog was, webloggers wisten plotseling hoe je kon scoren, en alle onschuld uit die eerste dagen was na Ammer voorgoed voorbij. De bezoekersstatistieken van ieder weblog dat iets voorstelde, schoten omhoog, want weblogs waren hot.
Mijn weblog maakte me een microcelebrity, even. Ik had 2000 bezoekers per dag, op mijn hoogtepunt rond 2002, 2003; nieuwe schrijvende webloggers bleven naar me verwijzen, ik werd in vrijwel elk artikel dat over weblogs verscheen in die tijd genoemd, en ik won een paar keer een Dutch Bloggie voor ‘best geschreven’.
Die beroemdheid is voorbij. Nieuwe generaties webloggers zijn gekomen en gegaan, en ik ben nog heel even de weblogger geweest die een boek schreef, maar ik ben nu meer die schrijver met een weblog. Na die hoogtijdagen zijn veel old school bloggers gestopt, en veel van hen zijn ook weer opnieuw begonnen omdat het bleef trekken; we voelden ons dinosaurussen die niet uit wilden sterven en we verbaasden ons — toch nog — over het succes van geenstijl.nl, want het weblog in Nederland had zoveel mooier kunnen zijn.
In al die tijd is het weblog diverse keren doodverklaard, en nu weer, want we twitteren tenslotte allemaal — ik ook, en meer dan ik blog — maar in al die jaren (blogs zijn stokoud, in internettijd) heeft het weblog de tijd gehad om in zijn jas te groeien. Webloggers weten nu voor welk publiek ze bloggen, en ze richten zich op dat publiek.
Ik was er toen weblogs geboren werden, ik heb ze zien puberen, en ik denk dat alle webloggers uit de begintijd het erover eens zijn dat hun kinderen volwassen zijn geworden.
Dit artikel is geplaatst op 10 oktober 2009, in de categorie Ergens anders.
Hiervoor geplaatst: Robin en Walters boekenclubje
Hierna geplaatst: Nederlandse boekontwerpers
Statistieken worden bijgehouden door Google Analytics, maar ik heb geen idee waar ik eigenlijk naar kijk.