5 april 2016
Als ik een verhaal of een roman schrijf, is mijn vertrekpunt vaak (misschien wel altijd) Het Decor, en de mensen die rondlopen in dat decor. Daarom denk ik nog steeds niet dat er ooit een politieagent in een van mijn boeken voor gaat komen. Ik heb ondertussen genoeg scenes geschreven waar een agent bij had gekund, maar ik heb ze altijd weggelaten, omdat ze niet in mijn geschreven universumpje passen. Natuurlijk zijn ze er, want mijn personages hebben met De Wet te maken, maar ik voer geen politieagenten op.
Nederlandse politieagenten hebben iets lulligs (sorry voor alle agenten die dit lezen), en dat komt niet door de agenten, maar door het decor, door de context. Iemand mailde me dat er ‘niets lulligs is aan het maandenlang tracken en verzamelen van bewijs van een grote crimineel’, en daar is inderdaad niets lulligs aan, maar de rechercheur die overdag onderzoek doet naar die crimineel, gaat ’s avonds naar zijn eengezinswoning, en die woning, die je nergens ziet als ik dat niet wil — die mag er helemaal niet zijn bij mij, ook niet in het achterhoofd van de lezer.
Of een ander voorbeeld: stel je voor dat je iemand met een enorme hanekam ziet lopen, heel oldskool punk, en je bent echt onder de indruk, want die hanekam conformeert zich nergens aan, dat is heel erg duidelijk. Maar dan zie je die hanekam een Albert Heijn inlopen omdat ie wel boodschappen moet hebben.
Ik denk dat ik wil dat de toeschouwers van het toneelstuk dat ik neerzet in mijn boek niet gaan denken aan de acteurs die een beetje achter het decor whatsappen tot ze weer op moeten; de acteurs blijven in hun rol, altijd, ook als ze buiten beeld zijn, en die hanekam past bij mij niet in de Albert Heijn, en geen enkel personage uit mijn universumpje past in een eengezinswoning, dus ik zorg dat die mogelijkheid er niet is.
Best vermoeiend.
Nu ik een beetje nadenk over mijn vijfde roman, probeer ik dat anders aan te pakken, omdat het altijd goed is te zoeken naar vernieuwing, denk ik, maar ik heb het er moeilijk mee. Ik weet steeds beter wat ik de wereld duidelijk wil maken, dus ik zou dát mijn vertrekpunt kunnen laten zijn: mijn thema, zoals dat heet.
Ik heb ooit een leraar Nederlands gehad die zei dat je altijd een thema moest bedenken voor je een stuk ging schrijven. Ik bestreed dat, want ik was al naarstig aan het schrijven, en ik had nooit een thema bedacht voor ik een verhaal in een schriftje hanepootte. De opstellen die ik voor die leraar schreef, kregen ook altijd mooie cijfers, en ik zat nooit in de klas voor me uit te staren omdat het thema maar niet wilde komen voor ik met mijn opstel begon.
Maar ja: nu weet ik wat mijn thema is.
Ik heb de laatste tijd een serietje interviews gegeven, want zo gaat dat, met een nieuw boek, en ik vind interviews geven heel erg leuk en vooral heel erg nuttig. Leuk omdat het mijn ego streelt, geef ik gewoon toe, en nuttig omdat het je dwingt na te denken over wat je hebt gemaakt, en waarom. Als ik er voor mezelf over nadenk, blijft het vaag, maar een interviewer wacht op een duidelijk antwoord, dus hup, formuleren, kreng. Daarom heb ik steeds beter onder woorden kunnen krijgen wat mijn thema is.
Vorige week had ik een interview met Lezen TV (binnenkort online), en Peter Gielissen, die in zijn eentje Lezen TV maakt, hielp me met het laatste duwtje.
Mijn thema is: onvermogen.
Ik heb het interview nog niet teruggezien terwijl ik dit schrijf, en het kan heel goed zijn dat Peter het gewoon voor me verwoord heeft. Maar dat maakt niet uit. Ik denk dat dat één van de redenen is waarom schrijvers schrijven: ze vragen de wereld te helpen bij hun zelfonderzoek (wat schrijven altijd is).
Onvermogen dus. Het menselijk tekort, zei Peter ook, maar ik geloof dat ik daarop antwoordde: ik weet niet precies wat dat inhoudt. Laten we het bij onvermogen houden.
Ik heb vorige week een bestand aangemaakt in Scrivener, mijn schrijfprogramma, ik heb het boek5.scriv genoemd, en ik heb er een paar avonden naar zitten staren. Een leeg, wit vel, waarin ik uiteindelijk een paar woorden heb getikt: welk lettertype staat er nu ingesteld?
Dus al die verse kennis is niet per se inspirerend.
Maar gisteren heb ik bij het afwassen het nadenken aangezet, en ik denk dat ik een idee heb gekregen waar ik iets mee kan. Het gaat inderdaad over onvermogen, maar het zou zomaar kunnen zijn dat iedere roman van iedere schrijver over onvermogen gaat.
Overigens leert de ervaring dat mijn ideeën drie tot vier keer rigoureus een andere kant opgaan voor ze een echt verhaal worden, dus ik weet nog niet of dit Het Idee is, of een idee.
In ieder geval: ik ben begonnen aan mijn vijfde boek.
Dit artikel is geplaatst op 5 april 2016, in de categorie Het proces.
Statistieken worden bijgehouden door Google Analytics, maar ik heb geen idee waar ik eigenlijk naar kijk.