26 juni 2017
Over die eeuwige, eeuwige twijfel.
Zoals de bakker en de projectmanager eens in hun leven kunnen stoppen waar ze mee bezig zijn — de handen nog in het deeg, de ogen op het excel-sheet gericht — en twijfelen over hun richting in het leven, zo kunnen mensen die boeken schrijven zich een keer of twee per week aan die existentiële twijfel overgeven.
Ja, ach, ik had er weer last van: wat is fictie, waar dient het toe, zijn boeken niet ongelooflijk stom, wie zit er op nog een boek te wachten — en toen hoorde ik dat de eerste Harry Potter twintig jaar geleden uit was gekomen.
Harry f-ing Potter. Twintig jaar oud.
Dan moet het een jaar of zeventien geleden zijn dat ik lopend las, van station Alphen aan den Rijn naar het kantoor waar mijn baas me had gedetacheerd (lees De hondenkoning), waarmee ik mijn diepe ongeluk zo lang mogelijk uitstelde. Een collega had er enthousiast over verteld, oké, het zijn kinderboeken, maar het is zo verslavend, probeer het, en ik probeerde het, en ik was verslaafd. En door de treinreis lang te lezen (en lopend naar kantoor door te lezen, voorzichtig schuifelend, de kantoorstoet langs me stromend), vergat ik dat ik mijn leven kut vond.
Ach, misschien komt die twijfel nu dáár wel vandaan: mijn leven is niet kut meer, ik ben gelukkig. Dus wat is dat nut van boeken ook al weer?
Zo simpel kan het zijn, natuurlijk.
En trouwens: ik hoef maar een paar weken terug te denken naar een roman waar ik mezelf diep in had gegraven. Lopend lezen doe ik niet meer, die troost heb ik niet meer nodig, maar mezelf verheugen op het moment waarop ik dat boek weer kan pakken, dat maak ik van tijd tot tijd (bij het ene boek wel, bij een paar boeken dan weer niet) nog steeds mee. Dus er is niets aan de hand voor mij als lezer.
En als schrijver ook niet, eigenlijk.
Een paar weken geleden las ik voor op een middelbare school in Rotterdam, en ik maakte er een beetje een zooitje van; mijn verhaal liep in de soep omdat ik er zelf even niet meer in geloofde, en ik zei dat maar gewoon tegen de leerlingen: jongens, jullie moeten verplicht boeken lezen, maar poeh.
Wat ik wel over wist te brengen is mijn overtuiging dat iedereen die dingen doet als boeken schrijven of op het toneel gaan staan, een manier zoekt om rotzooi te verwerken, want na afloop kwam een jongen naar me toe om me een hand te geven en me te bedanken, en de docente vertelde later dat ik hem geraakt moest hebben: hij had rotzooi genoeg, en hij stond altijd op het toneel. O ja, dacht ik, dat is waarom ik dit soort dingen wil doen, voor honderd jongeren staan van wie er negentig misschien geen zin in hebben — ik doe het voor die jongen.
De docente vertelde ook nog dat ze een havo-leerling had gehad die na de kerstvakantie tegen haar had gezegd dat hij zowaar een boek had gelezen, helemaal, en hij vond het tof, en dat was mijn boek.
En ach, ik kan dat wel heel nobel vertellen, ik heb de literatuur bij een jongen gebracht die nooit boeken las; als ik er wat meer drama in zou leggen, zou ik zeggen dat ik het ook voor hem doe, maar ik doe het vooral voor mezelf, natuurlijk. Want: de rotzooi van vroeger verwerken, maar ook: de waardering krijgen. In x verkochte boeken, in een zaal met honderd mensen, in mailtjes van mensen die een boek van mij “in één ruk” hebben uitgelezen.
Misschien zitten er wel mensen tussen die lopend lazen. Dan is Schuld net zo waardevol voor iemand geweest als Harry Potter voor mij was.
Dus bakker, kneed je deeg, schrijver, schrijf je boeken. En je mag af en toe zeuren, als het helpt. Als je daarna maar weer doorgaat.
Dit artikel is geplaatst op 26 juni 2017, in de categorie Schrijven.
Hiervoor geplaatst: Genomineerd voor de Dioraphte Literatour Prijs
Hierna geplaatst: Een jaar
Statistieken worden bijgehouden door Google Analytics, maar ik heb geen idee waar ik eigenlijk naar kijk.