21 maart 2017
Mijn boek stond dus op de longlist van de Libris Literatuurprijs, samen met 17 andere boeken. Een longlist moet een shortlist worden, en bij de Libris is het een traditie dat Nieuwsuur hun verslaggever Tonko Dop met een pakketje boeken bij de mensen langs stuurt die op de shortlist terecht zijn gekomen.
Dat pakketje bestaat dan uit de 5 andere boeken op de shortlist, waardoor de schrijver weet: ik zit erbij, en dit is de concurrentie. Dat bezoek van Tonko moet een verrassing blijven. Dat betekent dat 18 schrijvers op hun plek moeten blijven zitten, niet wetende of er überhaupt aangeklopt gaat worden.
Zo zou mijn dag er dus uit gaan zien. Ik had mijn collega’s op kantoor laten weten dat ik vanuit huis zou werken, en ik zette mezelf zuchtend aan de slag, met het vooruitzicht dat ik tot een uur of drie licht nerveus zou kunnen zitten zijn.
Ik nam het scenario nog een keer met mezelf door: als er niet wordt aangeklopt, is dat jammer maar niet onoverkomelijk, als er wel wordt aangeklopt, doe je de halve deur open zodat de hond even in beeld komt (als we de halve deur gebruiken, steekt onze Stabij Willem altijd zijn kop naar buiten) en daarna zeg je Alleen Maar Slimme Dingen.
Toen werd er geklopt. Ik zag buiten een man met een microfoon staan (TONKO! DOP!) en een andere man met een enorme camera. Ik deed, zoals gepland, de bovenste helft van onze boerendeur open zodat Willem zijn kop naar buiten kon steken — en verder deed ik alles fout.
Ik wilde Tonko een hand geven terwijl hij zijn handen vol had.
Ik had mijn crocs in beeld aan terwijl ik Willem naar zijn bench droeg.
Ik had Geen Enkel Slim Ding te zeggen.
Tonko overhandigde me het concurrentiepakketje met boeken. Ik moest het in beeld uitpakken en commentaar leveren. Ik kon alleen overtuigend zeggen dat ik blij was dat Lize Spit erbij zat, mijn lieve collega bij uitgever Das Mag. Verder was het wartaal. Bij elke vraag die Tonko stelde, stotterde ik iets onsamenhangends. Waar gaat je boek over? Geen idee.
Ik liet de werkkamer nog even zien, ik antwoordde nog wat Niet Slimme Dingen, en daarna ging de camera uit.
En na het wegleggen van die ENORME camera (pas nu hij uit was, durfde ik er echt naar te kijken, en dat ding was bijna groter dan onze Volkswagen Up), ontspande ik. Kon ik wat leuke grapjes maken. Zette ik koffie voor Tonko en de cameraman. Maakte ik een selfie voor mijn vrouw met Tonko en de cameraman. Speelde Tonko daarna nog een paar minuten met Willem.
Maar goed, ik stond dus op de shortlist. Fase 2 ging in: het geheimhouden. Dat hoort bij het circus. Er zitten 18 schrijvers te wachten, en ik wist om 10 uur ’s ochtends al welke 6 er geluk hadden. Ik appte mijn vrouw de selfie, en vroeg of ze 8 mei met me mee uit eten wilde in het Amstel Hotel (dat hoort ook bij de Libris: een diner bij de prijsuitreiking in een van de beste restaurants van Nederland, en dat komt OOK op tv, en godallejezus hoeveel grote camera’s gaan daar dan zijn), dus zij wist het nu, en ik belde het nummer dat in de instructiebrief stond en kreeg te horen dat ik NIEMAND mocht bellen, dus daarna belde ik mijn uitgever.
Nou ja, dat geheimhouden ging dus niet zo goed. Behalve dan dat ik wel hard zei dat niemand het op de sociale media mocht zetten.
Er bleek dus een officieel gedeelte bij de dag te zitten: om vier uur ’s middags zouden de shortlisters bekend worden gemaakt voor pers en genodigden, en ik wilde eerst niet gaan, want onhandig, nu we in de buitengebieden wonen, maar mijn uitgever zei dat het erbij hoorde en dat het leuk zou zijn. Dus ik vroeg mijn lieve buurman of hij me naar het station wilde brengen (mijn vrouw had de auto), en ik ging op weg naar de grote stad.
In een café dicht bij het zaaltje waar de pers al samendromde zat René Appel op de schrijvers te wachten. Dat was leuk! We kwamen één voor één binnen, (alleen Arnon Grunberg was er niet) en we feliciteerden elkaar bijzonder welgemeend. We praatten tot we weg moesten; we liepen naar het zaaltje, en ook daar moesten we weer even wachten tot we op mochten. We werden één voor één aangekondigd, voor het verrassingselement, en ook dat deel was leuk en lief en een beetje klunzig.
(Daarna was er een borrel, waar we handen schudden met juryleden, redacteuren en uitgevers van de andere schrijvers, en dáárna (en toen en toen) gingen we eten met iedereen die er was van Das Mag en iedereen die er was van De Bezige Bij en dat was heel erg feestelijk.)
Mijn vrouw haalde me af van het station, en dat was heel erg fijn en leuk en het deed denken aan vorig jaar, toen Schuld boek van de maand bij DWDD was geworden. We reden gezellig pratend naar ons huis, waar Willem nog over zijn nieuwe vriend Tonko aan het dromen was. En mijn grote liefde had natuurlijk een fles champagne in huis gehaald. We klonken, en we zetten de televisie aan, en we keken naar Nieuwsuur.
Samenvattend: je ziet mij onhandig de (halve) deur opendoen, je ziet Willem inderdaad zijn kop over de deur steken, je ziet mij op m’n crocs Willem wegdragen, en je ziet mij één zin zeggen.
De rest was onbruikbaar, denk ik.
Gelukkig zie je Jasper Henderson, de redacteur van Grunberg, héél erg enthousiast zijn over mijn boek, en dat maakte het eigen gestuntel allemaal draaglijk.
8 mei de uitslag. Live op televisie. Ik ga niemand vragen te kijken.
Dit artikel is geplaatst op 21 maart 2017, in de categorie Schrijven.
Hiervoor geplaatst: De Trump-nieuwsdienst
Hierna geplaatst: Das Mag niet naar het boekenbal
Statistieken worden bijgehouden door Google Analytics, maar ik heb geen idee waar ik eigenlijk naar kijk.