vandenb.com // Walter van den Berg


Een klein eerbetoon aan een oude meester

23 april 2009

Het metrostation op Sloterdijk, elf uur ’s avonds.
ik zat te wachten op het bankje en ik las. Ik had Robin weggebracht — en bij gebrek aan een auto betekent wegbrengen bij ons een stuk meerijden met de trein.
Ik was meegereden tot Den Bosch. Daar hadden we gewacht op haar trein naar Tilburg, en toen die kwam, hadden we gezoend en hadden de mensen die naar ons hadden gekeken nog een laatste show gekregen.

In de trein terug probeerde ik een film te kijken op mijn MacBook, maar er zat een Spaans koppel voor me waarvan de jongen sprak zoals Spanjaarden dat meestal doen: heel hard. Dus ik was gaan lezen. Niet dat dat veel beter ging. Als de Spaanse jongen even niets te zeggen had, floot hij een deuntje of trommelde hij op zijn koffer.

Ik had moeten rennen voor de aansluiting op CS, naar Sloterdijk, en ik was niet de enige; toen alle renners in de trein stonden en de deuren dichtschoven, werd er naar elkaar gelachen, alsof we allemaal winnaars waren.

Op Sloterdijk zag ik de metro net wegrijden.
Ik ging op het bankje zitten en las.

De dakloze die naast me kwam zitten was lang en mager, en hij praatte tegen iets in zijn mouw. Iets in zijn mouw piepte. ‘Kom maar,’ zei de dakloze. ‘Kom er maar even uit.’
Er kwam een muis uit zijn mouw.
De muis was mooi glanzend donkerbruin, en hij had een wit buikje.
‘Is dat een muisje?’ vroeg ik, ten overvloede, zoals dat dan heet.
‘Ja,’ zei de dakloze. ‘Lief hè?’
Ik knikte. Ik zei dat ik altijd muizen had willen hebben toen ik klein was, maar dat het niet mocht van mijn moeder.
‘Misschien wilt u deze even vasthouden?’ vroeg de dakloze, en stak zijn hand naar me uit; de muis zat op zijn palm.

Ik hield mijn hand tegen de zijne, en de muis rook even aan me, maar bleef bij zijn baas.
Met de top van mijn wijsvinger aaide ik de muis kort. Hij voelde zacht en glad.
Aan de overkant van het bankje stond een Marokkaanse jongen naar ons te kijken. Sommige Marokkaanse jongens spugen wel eens op de grond voor me als ik met mijn hond langs ze loop. Deze jongen wilde ons het liefst onderspugen, zo keek hij.

De metro naar Isolatorweg kwam eraan. De dakloze stond op — dat was de zijne. In de verte kwam mijn metro ook.
‘Bent u misschien rijk genoeg om een paar kwartjes te missen?’ vroeg de dakloze me.
Ik pakte mijn portemonnee. Er zat nog een losse euro in, en die kreeg hij.

In de metro pakte ik mijn telefoon en keek op twitter.
Martin Bril was dood.
Nog niet zo lang geleden had hij twitter belachelijk gemaakt in een stukje. De ironie dat ik het daar moest lezen — hij zou er zelf vast iets moois over hebben kunnen schrijven.

Vanaf halte Postjesweg fietste ik naar huis, en mijn hond stond op me te wachten achter de deur. We gingen meteen naar buiten.
We maakten ons rondje door het Rembrandtpark, en op het heuveltje stond de reiger die elke avond op dat heuveltje stond. Hij maakte zijn reigergeluid naar Banjer, kom niet in mijn buurt, maar Banjer had niks met reigers, en liep er met een grote boog omheen.


U kunt zich inschrijven voor de nieuwsbrief.

Dit artikel is geplaatst op 23 april 2009, in de categorie .

Hiervoor/hierna

Hiervoor geplaatst:

Hierna geplaatst:

Statistieken worden bijgehouden door Google Analytics, maar ik heb geen idee waar ik eigenlijk naar kijk.