28 januari 2014
Een kleine boosheid over het verbod op autobio in de Literatuur met grote L.
Onderstaand stuk ramde ik eind 2013 uit mijn toetsenbord, behoorlijk boos, nadat ik een artikel van Wilma de Rek in de Volkskrant had gelezen. Dat artikel heb ik beschikbaar voor de context, maar ik heb het wel gepikt van de site van Volkskrant, dus lees het snel voor de copyrightpolitie op mijn stoep staat.
Ik mailde dit stuk naar de Volkskrant, en ik kreeg een sportief mailtje terug van Wilma, die chef boeken is aldaar. Ze zou me erover bellen, maar ze was op vakantie, en na een tijd was het momentum voorbij en zou het gek zijn als ze het nog zouden plaatsen. Maar de inhoud geldt nog steeds, wat mij betreft. Komt ie:
Het moet met Kluun begonnen zijn.
Kluun heeft met zijn ‘Komt een vrouw bij de dokter’ flink wat schade aangericht voor iedereen die een boek schrijft en erbij vertelt dat het autobiografisch is. Daar kan Kluun verder niets aan doen; het zijn de beroepslezers die er boos om werden en vervolgens een verbod op (het vermelden van) autobiografische elementen uitvaardigden.
Daar hebben mijn uitgever en ik niet bij stilgestaan toen we de tekst voor de achterflap voor mijn laatste roman ‘Van dode mannen win je niet’ (Bezige Bij, 2013, vanaf hier: VDMWJN) bedachten. VDMWJN is deels gebaseerd op autobiografische gegevens. Vermelden dat het boek gebaseerd was op Echt Gebeurd zou vast helpen bij de verkoop, want lezers zijn dol op Echt Gebeurd. Amateurlezers dan, want beroepslezers blijken ervan te gruwen. En volgens mij komt dat door die malle Kluun.
Kluun had iets opgeschreven wat ie zelf had meegemaakt en hij verkocht als een tiet. Maar: zijn boek was volgens de beroepslezers slecht geschreven, en de combi van slecht geschreven/goed verkopen was voor literatuurland reden om Echt Gebeurd als vloeken in de kerk te gaan zien. Vóór Kluun was dat autobiografische geen probleem, na Kluun was echt gebeurd een besmet begrip. Literatuurland is bang geworden voor verkluuning.
Bij de eerste interviews over VDMWJN merkte ik dat al: de interviewers stelden hun eerste vraag over het waarom van die vermelding. “Waarom vind je het belangrijk dat de lezer dat weet?” Daar antwoordde ik eerlijk op dat dat vooral voor de marketing was. Goed besproken worden is geweldig (dat is het echt), maar doorbreken bij een groot publiek lijkt me ook aangenaam. En dan heb ik zelf geen moeite daar wat wapens voor in te zetten die door Literatuurland tegenwoordig kennelijk als not done worden gezien. Bovendien vind ik dat het de lezer kan helpen bij het duiden van een verhaal, en het geloven in de noodzaak van het verhaal.
Het verhaal zoals het gebeurd is: mijn vader ging dood toen ik twaalf was, mijn moeder rouwde een jaar, en leerde toen een nieuwe man kennen. Die man bleek niet zo leuk te zijn als mijn moeder hem inschatte: als hij dronken was, sloeg hij mijn moeder in elkaar. Om haar te treiteren vertelde hij dat hij zo al heel veel vrouwen had gehad. Wij zijn na twee jaar terreur uit ons huis gevlucht voor hem. Die periode was, zacht gezegd, niet leuk.
Het verhaal heb ik heel anders opgeschreven: VDMWJN wordt verteld vanuit het perspectief van die man. Ik beschrijf delen van wat wij met hem mee hebben gemaakt en ik laat veel weg, en ik heb er zo’n zeventig procent bij verzonnen. Ik probeer zijn terreur door zijn ogen te laten zien. En ik zeg nog een keer: het verhaal wordt verteld vanuit de man die zijn vrouwen mishandelt, niet vanuit een slachtoffer.
Ik heb dus fictie gemaakt van iets dat ik heb meegemaakt. Ik heb dat fictie maken nodig gehad: ik wilde weten wat die man bewoog om mijn moeder (en veel vrouwen voor en na haar) in elkaar te slaan, omdat zijn woede heel veel invloed heeft gehad op mijn leven. Ik denk dat ik niet was gaan schrijven als ik die kutperiode niet had meegemaakt. Noodzaak dus. Dat wordt in Literatuurland vaak als belangrijk gezien.
Maar nogmaals: ik heb geen jankerige memoires geschreven, ik heb een roman gemaakt.
Maar ja: die achterflap.
Ik heb in De Groene en Vrij Nederland (bladen voor lezers van Literatuur) heel erg mooie veren in de kont geprikt gekregen, maar beide recensies begonnen met de opmerking dat de recensent het boek aanvankelijk opzij had gelegd wegens die paar zinnen op de achterflap.
Fair enough; uiteindelijk hebben ze het boek gelezen en geduid en geprezen wat ik heb gedaan.
Wilma de Rek, chef boeken van de Volkskrant, doet niet aan voorbij de achterflap lezen, zo maakte ze in Vonk (28/12) duidelijk. Ze schreef een artikel met de titel ‘Zonder verbeelding zijn we nergens’ waarin ze zonder echt een punt te maken miept over de media en de schrijvers die het over het autobiografische gehalte van hun werk hebben. Eerst vertelt ze over de ervaringen van een vriend/kennis/partner die bij interviews kennelijk altijd de vraag kreeg of zijn boek autobiografisch was (ik maakte het dus geheel anders mee), dan noemt ze Isa Hoes die bovenaan de Top 60 staat (waar je geen literatuur voor geschreven hoeft te hebben, met een kookboek kan je er ook terechtkomen, dus Isa Hoes valt niks kwalijk te nemen), en daarna komen een aantal schrijvers aan bod die hun eerste boek hebben geschreven op basis van Echt Gebeurd. Kluun natuurlijk, en Myrthe van der Meer, die volgens Wilma de Rek na dat eerste boek allebei door het ijs zakten, en Franca Treur die de publicatie van haar tweede boek uit moest stellen — alsof dat godbetert een argument is: dat uitstellen betekent kennelijk dat het een slecht boek moet zijn, volgens De Rek.
En dan na dat rijtje haalt ze die vermaledijde flaptekst van mij aan. Ze maakt zuchtend haar zin niet eens af.
Daarna komt ze met een voorbeeld van hoe het wel moet: Simone de Beauvoir en Hella Haasse verwerkten hun ervaringen namelijk, let op, in fictie.
Toen ik dat las, ging ik weer even terug naar haar stukje over mijn flaptekst. Ik was lichtjes verbijsterd. Als Wilma de Rek, Chef Boeken van De Volkskrant, de moeite had genomen alleen al de eerste zin van mijn roman te lezen, had ze onmiddellijk gezien dat ik precies had gedaan waar zij om vroeg in haar stuk: ik had van een particuliere ervaring fictie gemaakt. Ik was alleen zo stom geweest twee zinnen op mijn achterflap te wijden aan het feit dat er Echt Gebeurd achter zit.
Literatuurland is bang voor verkluuning, dus. De frustratie is misschien begrijpelijk als het je dwars zit dat (vermeende) slechte boeken succes hebben en goede boeken niet, maar Literatuurland moet onderhand toch weten dat Kluun en Gijp en heel veel tinten grijs dat succes buiten de ‘normale’ boekenlezers vinden. Het wordt tijd dat Literatuurland die lezers van buiten die denkbeeldige grens welkom heet, en mij op mijn achterflap laat zetten dat mijn boek is gebaseerd op Echt Gebeurd. Er zijn meer boeken in Literatuurland wel dan niet gebaseerd op Echt Gebeurd. De Beauvoir en Haasse gebruikten autobiografische elementen in hun romans, vertelde De Rek zelf al, net als Reve, Gerbrand Bakker, Abdelkader Benali — nou ja, een lijst van schrijvers oplezen slaat eigenlijk nergens op. Vrijwel iedere schrijver van goede boeken blijft namelijk dicht bij huis, al is het maar in een beschrijving van je hoei-roepende moeder, een boerderij, de slagerij van je vader of de klappen die je moeder kreeg.
Daar komt nog bij: toen ik vroeger bij het lezen van mijn literatuurlijst alleen de flaptekst van een boek had gelezen en vervolgens dacht dat ik wist waar het boek over ging, kreeg ik genadeloos op mijn sodemieter.
Literatuurland zou beter moeten weten.
Dit artikel is geplaatst op 28 januari 2014, in de categorie Schrijven.
Hiervoor geplaatst: Het simpele leven van Roy Donders
Hierna geplaatst: Nooit meer slapen, eerste nacht
Statistieken worden bijgehouden door Google Analytics, maar ik heb geen idee waar ik eigenlijk naar kijk.